Marga Vesterink

Wat kan het schelen. Morgen is er weer een dag.

Ik heb alle geluk van de wereld gehad. Alsof ik een lot uit de staatsloterij heb gewonnen. Sinds augustus 2005 is de longtumor met uitzaaiingen in mijn hoofd onder controle. Vanaf die tijd heb ik geen chemokuren of bestralingen meer gehad. Ik ga alleen nog eens in de drie maanden voor controle naar de longarts en naar het Gamma Knife Centrum in Tilburg voor een MRI. Dat is dan weer even spannend. Een dag of twee voor de controle word ik wat zenuwachtig. En als alles er dan goed uitziet, is dat zó lekker. Ik kan weer doen en laten wat ik wil. De ziekte is geen dagelijks onderdeel meer van mijn leven.

Toen ik in november 2003 te horen kreeg dat ik longkanker had, was dat een donderslag bij heldere hemel. Ik had helemaal geen last van mijn longen. Wel was ik vreselijk duizelig en erg moe. Mijn huisarts dacht eerst aan een evenwichtsstoornis en gaf medicijnen mee. Na een harde val in de badkamer, kwam ik via de Eerste hulp in het ziekenhuis van Zutphen terecht. Daar hebben ze direct allerlei onderzoeken gedaan. Al na een paar uur bleek dat het helemaal mis was. Ik had hersenmetastasen afkomstig van een longtumor.

In Tilburg zijn de uitzaaiingen in mijn hoofd bestraald. Dat is goed gegaan. De tumor is een stuk kleiner geworden. Daarna heb ik chemokuren gehad. Eigenlijk ben ik niet echt misselijk of ziek geweest van mijn behandelingen. Ik was wel ontzettend moe. Dan viel ik tijdens een gesprek zomaar in slaap. Of als ik van de voordeur naar de auto liep, was ik uitgeput. Ik had overal hulp bij nodig. Als ik mij wilde omdraaien in bed, moest mijn man dat doen. Als ik ’s ochtends om vier uur alweer wakker was en ontzettende honger had, maakte mijn man de boterhammen klaar. Gelukkig kon onze oudste zoon de garage, die mijn man en hij aan ons huis hebben, goed opvangen. Mijn man kon zodoende overal bij zijn. Naar de artsen, naar behandelingen en hij kon mij thuis verzorgen. Ik heb dat heel prettig gevonden.

Over mijn ziekte ga ik niet geheimzinnig doen. Ik heb er altijd goed over kunnen praten. Sommige mensen kúnnen er niet over praten. Die beginnen snel over iets anders. Of ze vragen heel omzichtig of ze in de garage wel mogen roken. Soms kwam ik in de supermarkt iemand tegen die dan straal langs me heen keek. Ik dacht eerst: “ herkennen ze me niet?”  Maar nu weet ik dat ze me gewoon niet aan durfden te spreken. Leuk is het niet, maar ik begrijp het wel. Ik heb verder niet naar extra informatie gezocht. Daar had ik niet zoveel behoefte aan. We komen ook niet zoveel op internet. Er zijn wel eens mensen die dan stapels uitdraaien meenemen van internet. Maar ik wil alleen informatie die op dat moment belangrijk is. Ik heb ook niet gezocht naar lotgenoten. Of verhalen van lotgenoten gelezen. Ik wilde er niet elke dag zo mee bezig zijn. Ik liet het allemaal een beetje over me heen komen.

Die tijd beleefde ik alsof ik naar een film zat te kijken. Het ging niet over mij. Ik was ook meer met anderen bezig dan met mezelf. Hoe moest het thuis? Met mijn man. Mijn twee zonen, die al wel het huis uit waren. De garage. Met mijn werk in de thuiszorg. Ik was altijd gewend om anderen te helpen. Nu moest ikzelf geholpen worden. Ik ging niet meer naar mijn werk in de thuiszorg. De thuiszorg kwam bij mij. Iedereen was nu voor mij bezig. Dat was heel gek. Mijn emoties kwamen pas later. Mijn optimisme heb ik altijd gehouden. Ik kreeg mijn behandelingen en vertrouwde erop dat het goed ging. Ik dacht niet over doodgaan. Ik wilde de moed niet laten zakken. Soms hoor je dat mensen dan hun testament opmaken of heel erg bezig met de dood zijn. Ik had dat helemaal niet. Ik dacht er niet over na. Ik wilde alleen maar beter worden. Positief blijven denken. Nog van alles meemaken.

Dat is gelukt. Ik heb een kleinzoon gekregen. Daar geniet ik enorm van. Dat heeft het wel met me gedaan. Ik kan veel meer genieten. Van kleine dingen, van mijn kleinkind, van het voorjaar, van tulpen die de grond uit komen. Ik concentreer mij vooral op de leuke dingen. Ook beheerst de klok niet meer de dag. Ik maak me veel minder druk. Wat kan het schelen. Morgen is er weer een dag. Ik kan zeggen dat ik mijn leven weer aardig onder controle heb. Mijn conditie gaat goed. Natuurlijk niet meer als voorheen. Ik neem de tijd en rust wat vaker uit. Maar ik wandel elke dag met de honden. En ik fiets weer veel. Dat is ook nodig want ik ben in die tijd twintig kilo aangekomen. Mijn honger was niet te stillen. Mijn bezoek bleef ook maar komen met chocola en andere lekkere dingen. En ik was gestopt met roken, daar ga je ook van eten. Ik ben inmiddels al tien kilo kwijt. Nog tien te gaan. Die extra kilo’s zitten me toch in de weg. Ik ben dat ook niet gewend. Verder pas ik elke week op mijn kleinzoon en op een andere dag heb ik nog een oppaskindje. Heerlijk is dat. Het is misschien raar om te zeggen. Maar voor mijn gevoel ben ik beter.

Marga Vesterink, 56 jaar