Joke Davenne


Mijn prognose ziet er beter uit. Maar mijn oude leven ben ik kwijt.

Ik ben altijd een fanatieke duiker geweest. Ik gaf in mijn vrije tijd les aan kinderen en samen met mijn vriend gingen we vaak op duikvakantie. Zo ook twee jaar geleden. We gingen naar Ierland met andere sportduikers. Voordat we vertrokken, had ik last van een fikse keelontsteking. Ik wilde toch gaan. Het duiken ging niet soepel. Ik was vaak benauwd en moest me om de haverklap vasthouden aan kelpplanten om op adem te komen. Op de derde duikdag ging het mis. Ik had onder water onze duik gefilmd. Als laatste shot wilde ik de vuurtoren boven water filmen. Die stond daar zo mooi op een rots. Maar opeens deed mijn rechterarm het niet meer. De camera viel uit mijn handen. Mijn hele rechterzijde raakte verlamd. Ik voelde wat raars in mijn hoofd. Ik kon niet meer praten en niet meer bewegen. Ik lag daar maar in het water. Mijn vriend en een andere duikbuddy hebben me op de boot gehesen. We dachten dat ik decompressieziekte had. Dat is een duikaandoening waarbij er stikstofbelletjes zijn gevormd. Een helikopter heeft me naar een ziekenhuis met recompressiekamer gevlogen. Het was een lange rit. Aangekomen in het ziekenhuis, voelde ik me een stuk beter. De verlamming was weg en ik kon weer praten.

Ik stond al met één been in de recompressiekamer toen we een telefoontje kregen. De arts belde dat er waarschijnlijk iets anders aan de hand was. Ik mocht die kamer niet in. Hij vroeg of er kanker in mijn familie voorkwam. Ze hadden namelijk een flinke massa op de longen gezien. Ik moest opgenomen worden voor onderzoek. Ze deden verder geen uitspraken. Ik kreeg een CD mee met de gemaakte CT-scan en moest in Nederland direct naar de huisarts. Ik dacht nog steeds dat ik longschade van het duiken had. Dat leek mij logisch. Iets anders wílde ik gewoon niet geloven. Op 2 juni 2006 kreeg ik de diagnose te horen. Het enige wat ik hoorde waren de woorden: longkanker, niet operabel en palliatieve behandeling. Ik was ontzet.

De arts stelde voor om met chemotherapie te beginnen. Eigenlijk was ik niet in staat iets te beslissen. Ik dacht: “Wat heeft het voor zin. Ik ga dood. Waarom mijn leven rekken?” Mijn vader heb ik ook zien sterven aan longkanker. Binnen acht maanden was hij er niet meer. Ik ben toch maar begonnen met de chemo. Ik kon altijd stoppen. Die tijd is heel moeilijk geweest. Ik voelde me enorm eenzaam. Alles kwam eruit. Ik had zoveel emoties, zoveel verdriet en heb heel veel gehuild. Ik zocht ook van alles op internet. Eigenlijk las ik te veel. Ik werd er vreselijk depressief van. Ik was alleen maar met doodgaan bezig. Ik heb jarenlang in de zorg en terminale zorg gewerkt. Ik wist wat me te wachten stond. En dat was helemaal niet mooi. Ik was verlamd van angst. Op dat moment was ik liever door een bliksem getroffen. Of had ik in het water tijdens het duiken dood gegaan. Uiteindelijk ben ik met behulp van een psycholoog uit mijn depressie gekomen en leerde ik met mijn ergste angst omgaan.

De chemo sloeg aan. Eigenlijk vreemd, want ik was totaal niet gemotiveerd. Geen knokker. Er volgde nog een reeks bestralingen met hoge dosering. En in december 2006 kreeg ik te horen dat ik kankervrij was! Het komt waarschijnlijk terug, maar het kan ook 5 of zelfs 10 jaar wegblijven. In het begin was ik blij dat ik het had overleefd en dat de prognose beter was. Ik kon mijn leven weer oppakken. Ik heb al eerder een strijd met kanker gehad, borstkanker. Er was een knobbeltje, maar geen uitzaaiingen. Na behandelingen kon ik mijn leven ook weer oppakken. Ik stortte me toen letterlijk in het leven. Ik heb zes jaar lang geknald. Van alles heb ik gedaan. Veel gereisd, op kamelen gezeten, op olifanten gereden en heel veel gedoken. Nu ervaar ik het totaal anders. Ik besef dat ik mijn oude leven kwijt ben. Ik kan niet meer duiken, mijn grootste passie. Mijn sociale leven is niet meer als vanouds, het contact met veel vrienden en kennissen is verwaterd. Mijn schoonzus, die tegelijk met mij de diagnose longkanker kreeg, is tot mijn grote verdriet gestorven. Mijn baan in de psychiatrie kan ik niet meer doen, te vermoeiend. En mijn relatie is sinds kort beëindigd. Een eigen woonruimte heb ik daardoor ook niet meer. Ik woon tijdelijk bij mijn broer. Mijn leven is zo ingrijpend veranderd. Ik moet een nieuw leven zien op te bouwen.

Het voelt of ik momenteel in een pauze zit. Emotioneel heb ik het moeilijk. Onlangs begon ik weer zo in de put te raken dat ik dacht: “Ik moet iets doen”. Ik ben gaan paardrijden. Ook een hobby van me. Het was geweldig. Lekker naar buiten, het gaf me weer energie. Ik doe het op een laag pitje. Ik zie wel hoe ver ik kom. Heel langzaam krabbel ik weer uit een dip. Ik ben bezig met een eigen woonruimte. Daar zie ik naar uit. Ik krijg dan ook een hondje waar ik iedere dag mee kan wandelen. Want dat is belangrijk, in beweging blijven. Ik heb nu een klein kringetje om me heen met lotgenoten. Ik doe vrijwilligerswerk bij het inloophuis Haaglanden in Den Haag en ik organiseer activiteiten bij de Stichting Longkanker. Ik ervaar het als een warm bad. Ik ontmoet er allemaal lieve, bijzondere en dappere mensen. Het is nuttig werk. Door je verhaal met anderen te delen, help je elkaar. Een luisterend oor, ervaringen uitwisselen. Het liefst zou ik voor longstory met andere lotgenoten op de foto gaan. Het gaat namelijk niet om mij. Ik doe het voor andere lotgenoten. In de hoop dat ze iets hebben aan mijn verhaal.

Joke Davenne, 40 jaar