Jan Linssen

Na de operatie heb ik de arts een hoornconcert van Mozart voorgespeeld. Op mijn mondstukje,… met één long.

Het is eigenlijk een salvo aan gebeurtenissen. Het begon op 11 november 2006. Ik werd midden in de nacht, om 03:00 uur wakker. Ik merkte dat ik geen gevoel meer had aan mijn hele linkerhelft. Ik heb mijn vrouw wakker geschud en gezegd dat er een dokter moest komen. In een tijgersluipgang, letterlijk, ben ik naar de badkamer gekropen. Ik bespaar je alle details, maar bij zo’n verlamming wil je lichaam alle rommel kwijt. We hadden net daarvoor gegeten bij vrienden die een heerlijke maaltijd hadden gemaakt. Ik weet niet meer wat het was. Maar de kleur roodoranje staat me nog goed voor ogen.

Met de ambulance ben ik naar een kliniek vervoerd, hier in Duitsland. We wonen net over de grens bij Nijmegen. Ik bleek een hersenstaminfarct te hebben gehad. Dat is heel gevaarlijk. De meeste mensen overleven dat niet. De eerste 24 uur waren kritiek. Daarna heb ik nog dagen op de intensive care gelegen. Na mijn revalidatie heb ik mijn huisarts gesproken over iets wat naar voren kwam op de longfoto’s. Er was een vlek of liever een flinke klont op mijn long te zien. Op aanraden van mijn dochter ben ik naar het ziekenhuis in Zutphen gegaan. Daar wilden ze me opereren. Maar de geplande operatie moest worden uitgesteld. Ik kreeg namelijk een hartinfarct tussendoor. Ik lag drie dagen in het ziekenhuis. Ik ging naar huis met een stent en een hoeveelheid stollingsmiddelen. Met die stollingsmiddelen kon ik niet geopereerd worden.

Omdat we toe waren aan iets vrolijks in het leven, had ik met mijn vrouw een weekendje Zeeland gepland. In het badhotel van Domburg, voor twee dagen. We hadden ons er speciaal naar toe laten rijden. Maar daar schoot ik zodanig in de koorts, over de veertig graden. We zijn de hele nacht met natte handdoeken in de weer geweest om mij te laten afkoelen. Vreselijk was dat. De tumor bleek aan het spoken geslagen. In deze periode raakte mijn temperatuurregeling totaal in de war. Ik kreeg het plotseling ontzettend warm en dan weer ontzettend koud. En vooral ’s nachts had ik hoog oplopende koorts. De artsen zeiden later dat het typisch tumorkoortsen waren.

Op 18 juli 2007 kon ik geopereerd worden. De operatie is goed gegaan. Ik had geluk. De tumor was gegroeid, maar niet uitgezaaid. De linkerlong is eruit gehaald. Het was een zware ingreep. Door de tumorkoortsen en de operatie was ik flink afgevallen en verzwakt. En ik was erg duizelig en uit mijn evenwicht. Ik lag in het ziekenhuisbed, ik kon niet lopen en nauwelijks praten. Na zeven dagen vroeg ik om het mondstukje van mijn hoorn. Ik wilde heel graag proberen of ik daar nog iets uit kreeg. De volgende dag heb ik de arts een stukje van een hoornconcert van Mozart voorgespeeld, op mijn mondstukje. Het klonk nergens naar, maar het was fijn dat ik het nog kon. Toen besloot ik, het werd een van mijn doelstellingen, om weer hoorn te spelen. Hoorn spelen is altijd wel een grote passie van mij geweest. Maar ik vond het vooral belangrijk om te doen álsof ik het heel belangrijk heb gevonden. Om gewoon mezelf weer terug te vechten. Te kijken waar ik nog kon komen.

Inmiddels speel ik weer mee in een symfonieorkest. Eens in de veertien dagen komt het orkest bij elkaar. En vier keer in het jaar hebben we een uitvoering. Het orkest heeft me aangemoedigd weer te spelen: “Jan, houd vol, laat je niet kisten.” Dat heb je nodig. Ook mijn roeivereniging reageerde zo. Ik roeide altijd veel en graag. Dat heb ik ook weer opgepakt. Maar dat lukt alleen omdat ik tolerante vrienden om me heen heb. Ik moet bijvoorbeeld altijd geholpen worden met in de boot stappen, me laten zakken. Mijn evenwicht is zo slecht dat ik bij het minste geringste overboord zal slaan. Maar ik doe het wel allemaal. Ik ben alleen sneller moe. En mijn linkerhand is nog wat onhandig. Ik heb er geen goede controle over. Het gaat wel beter. Eerst lukte het me alleen met één roeiriem te roeien. Nu roei ik weer met twee. Zo win ik steeds wat terug.

Het zijn heftige maanden geweest, maar ik ben er niet erg somber van geworden. Of verdrietig van geweest. Het schijnt zo te zijn dat je van een herseninfarct zelfs een beetje eufoor kunt worden. Nu geloof ik niet dat ik dat heb. Maar het heeft mijn gemoedsrust weinig aangetast. Terwijl er toch aardig wat aan de hand was. Ik heb nog steeds last van mijn verlammingen van het herseninfarct. Het trekt maar langzaam weg. Net alsof je langzaam weer onder het ijs vandaan komt.

Ik probeer zoveel mogelijk. Je wilt graag dat alles weer gewoon gaat. Sommige dingen lukken niet meer. Zoals cello spelen. Dat is zo’n behendig vingerwerk. Dat krijg ik helaas niet meer terug. Ik ben er niet verschrikkelijk rouwig om geweest. Gelukkig kan ik nog veel wél. Zo is mijn spraak altijd goed gebleven. Ook in het ziekenhuis kon ik weer vrij snel allerlei anekdotes vertellen. Tetteren en praten. Dat blijf ik graag doen.

Binnenkort ga ik proberen te fietsen. Ik heb zo’n lage instapfiets besteld met een hulpmotortje. Zien of dat lukt. Maar zwemmen viel me lelijk tegen. Er ontbreekt toch twee liter long. Ik tuimel ondersteboven. Ik moet ontzettend hard als een hondje zwemmen om boven water te blijven.

Nadat ik tussen die vier wanden van het ziekenhuis had gelegen, verlangde ik enorm naar ruimte en groen om me heen. Dat vind ik hier in mijn omgeving en in ons huis in de Bourgogne. We gaan daar binnenkort weer heen. Mijn ogen de kost geven. Karpers vissen uit het meer voor ons huis. Rondreizen in Frankrijk. Met goede vrienden. Zo begint het leven langzamerhand weer gewoon te worden. Dat is een heel prettig gevoel. Als je weer terug bent tussen de mensen en je weer doet alsof er niets is gebeurd. En de mensen om je heen niet meer alsmaar op jou hoeven te letten. Of attent moeten zijn. Dat alles weer gewoon is.

Jan Linssen, 71 jaar