Guus Houben

Ik leef het leven zoals het komt. Ik geniet van elke dag.

Het slechte nieuws dat ik longkanker had, kreeg ik te horen van een arts-assistent! Waardeloos vond ik dat. Zo erg dat ik er serieus over heb gedacht om het ziekenhuis in Heerlen te verlaten. Uiteindelijk kreeg ik een gesprek met chirurg Bolle die me zou opereren. Hij was super. Hij stond als dokter naast je, in plaats van boven je. Hij heeft alles nog eens rustig uitgelegd, de mogelijkheden, de behandelingen. Hij gaf me weer vertrouwen. Ik ben toen gebleven. Voordat ik geopereerd kon worden, kreeg ik eerst drie maanden een chemokuur. Ik had uitzaaiingen in de lymfeklieren. Gelukkig sloeg de kuur aan, maar mijn kans te overleven was 15%. Ik dacht: “Daar wil ik bij horen.”

Ik weet nog goed dat er zo’n zeven, acht artsen over mij heen stonden gebogen. Mijn hele rechterlong was eruit gehaald. Ik hoorde een hoop gevloek en gescheld. Waarschijnlijk zijn er verkeerde medicijnen toegediend, ik ben het nooit te weten gekomen. Maar na de operatie lag ik meer dan een week op de Intensive Care en werd helemaal platgespoten met morfine. Ik had gruwelijke pijn en was meer dood dan levend. Niemand had gedacht dat ik er weer bovenop zou komen. Na een week mocht ik op zaal liggen. Het ergste was voorbij. Dokter Bolle kwam elke avond aan mijn bed zitten. Al die verhalen die ik vertelde, vond hij prachtig. Ik stond er bekend als de clown die iedereen opvrolijkte. Het was 1995, ik was 42 jaar oud. Alweer 13 jaar geleden.

Maar dan kom je thuis na zo’n operatie en dan begint het pas: het hestel. Ik had gewild dat er iets van een therapie of revalidatie werd aangeboden. Dat heb ik echt gemist. Ik moest alles weer opnieuw opbouwen. Ik kon nog geen driehonderd meter lopen. Dat is langzaam goed gekomen. Werken in mijn aannemersbedrijf dat ik met mijn broer had, lukte niet meer. Dat was veel te zwaar. Ik miste de sociale contacten die ik via mijn werk had. Inmiddels werk ik alweer negen jaar als vrijwilliger bij de Stichting Longkanker. Ik coördineer het lotgenotencontact. Zelf heb ik veel gehad aan een gesprek met een lotgenoot. Hij heeft hetzelfde meegemaakt als ik en het overleefd. Daar haalde ik moed uit. Ik hoop dat de lotgenoten die ik spreek ook positief blijven denken. Ik denk dat je dan meer kans op genezing hebt. Ik doe dit werk met veel plezier. Het leukst is als ik van iemand anders hoor: “Goh, wat heb ik met die man een leuk gesprek gehad.”

Ik ben altijd een makkelijke prater geweest, maar een ziekte als longkanker vond ik ook moeilijk. Vóór mijn ziekte wist ik ook niet hoe ik moest reageren. Toen ik de diagnose hoorde, ben ik er bewust veel over gaan praten en opgewekt blijven doen. Ik wilde de drempel voor mensen zo laag mogelijk maken. Dat heeft geholpen. Ik woon in een klein dorp en het ging als een lopend vuurtje. Velen kwamen even langs voor een praatje. Sommigen liepen wel met een boog om me heen, maar die sprak ik dan toch aan. Er zijn ook nog steeds mensen die het woord kanker niet durven uit te spreken. Iedereen gaat er anders mee om. Ik heb gelukkig veel steun gehad van mijn vriendin, die ik net had leren kennen. We zijn al weer elf jaar getrouwd. En van mijn zus en broers. Er zijn ook twee vrienden die meer tijd doorbrachten bij mij in het ziekenhuis, dan in hun eigen huis. Al die steun is een geweldige positieve ervaring geweest.

Mijn ergste ervaring is eigenlijk de strijd die ik heb gehad met het krijgen van een uitkering. Toen heette dat nog het Sociaal Fonds voor Bouw en Nijverheid. Ik heb 11 maanden niets gekregen. Terwijl ik doodziek was en aantoonbaar in het ziekenhuis had gelegen. “We moeten dat eerst zelf onderzoeken, dat duurt een paar maanden.” En na een paar maanden, hoor je: “We zijn er nog niet uit. We hebben nog wel meer te doen.” En dat krijg je dan te horen van een twintigjarige snotneus. Witheet was ik. Ik was alleenstaand en had de zorg over mijn dertienjarige dochter. Hoe moest ik ons in leven houden? Ik ben ontzettend kwaad geworden. Uiteindelijk heb ik het gekregen. Maar zoiets moet je er niet bij hebben. Al die telefoontjes, doorverwijzingen en wachten. Het maakt je zieker en je wordt er knettergek van. Hoeveel mensen maken dit niet mee? Ik kan me er nog steeds over opwinden.

Ik sta sinds mijn ziekte wel anders in het leven. Ik ben veel emotioneler geworden. Ik ben sneller geraakt en huil makkelijker. Door verdrietige verhalen die mensen vertellen, kinderen op televisie met kanker of zomaar door een ontroerend gebaar. Ik besef hoeveel geluk ik heb gehad. Ik leef het leven zoals het komt. Van klagen en zeuren houd ik niet. Ik geniet van elke dag. Mijn vrouw en ik zijn net terug uit Amerika en van de zomer gaan we toeren op de motor door Frankrijk en Italië. Toen mijn vrouw in mijn leven kwam heb ik een motor met zijspan aangeschaft. Een dochter én vrouw op de motor meenemen ging niet. Met deze motor rijd ik ook gehandicaptenruns. Een heel weekend op stap met gehandicapten. Prachtig is dat. En als je ziet hoe blij en vrolijk deze mensen in het leven staan. Onvoorstelbaar. Dan denk ik: “Wat heb ik te klagen?”

Guus Houben, 55 jaar